De voorzitter van de Commissie heeft op donderdag 20 juni 2019 de discussienotitie over de toekomst van werk aangeboden aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Hier vindt u de begeleidende toespraak, de discussienotitie en de bijbehorende OESO-rapportage. De Commissie heeft de volgende denkrichtingen en stellingen geformuleerd.
Denkrichtingen
1. Richt regels op een meer gelijk speelveld voor alle werkenden;
2. Bevorder wendbaarheid en duurzame inzetbaarheid van alle werkenden;
3. Stimuleer volwaardige participatie op de arbeidsmarkt;
4. Maak regels robuust, uitlegbaar, uitvoerbaar en handhaafbaar;
5. Stem nieuwe regels af op de verantwoordelijkheid voor goed werkgeverschap/opdrachtgeverschap en goed werknemerschap/opdrachtnemerschap.
Stellingen
1. Regels rond werk zijn gericht op het bereiken van de hierboven (Red.: in de notitie) beschreven sociale, economische en maatschappelijke doelen.
2. Voor alle werkenden die niet op eigen kracht adequate arbeidsvoorwaarden kunnen bedingen (ongelijke onderhandelingspositie) dienen vergelijkbare arbeidsrechtelijke regels te gelden.
3. Regels rond werk moeten zorgen voor een breed, universeel fundament voor inkomensbescherming van alle werkenden, ongeacht de contractvorm. Adequate inkomensbescherming tegen grote risico’s is geen optie of privilege, maar een recht en plicht voor alle werkenden en werkgevenden. Risico’s als arbeidsongeschiktheid, ziekte, ouderdom en een gebrek aan aanpassingsvermogen (noodzakelijke persoonlijke ontwikkeling en scholing) worden in ieder geval door alle werkenden en werkgevenden gedeeld.
4. Een meer gelijk speelveld voor werkenden wordt bevorderd door verschillen in fiscale behandeling van werkenden te beperken.
5. Persoonlijke ontwikkeling en scholing ten behoeve van een duurzame inzetbaarheid van alle werkenden tijdens hun gehele werkzame periode kan niet langer vrijblijvend zijn en is vanzelfsprekend.
6. Individuele ontwikkelingsbudgetten zijn perspectiefvol (ook vanwege het bovensectorale karakter) en verdienen nadere uitwerking.
7. Zonder interne flexibiliteit wordt externe flexibiliteit opgeroepen.
8. (Meer) werk moet altijd lonen, ook ten opzichte van een uitkering.
9. Regels rond werk moeten robuust, uitlegbaar, uitvoerbaar en handhaafbaar zijn.
10. Toekomstbestendige regels zijn gericht op het daadwerkelijk invullen van goed werkgeverschap en werknemerschap en van goed opdrachtgeverschap en opdrachtnemerschap.
2. Voor alle werkenden die niet op eigen kracht adequate arbeidsvoorwaarden kunnen bedingen (ongelijke onderhandelingspositie) dienen vergelijkbare arbeidsrechtelijke regels te gelden.
3. Regels rond werk moeten zorgen voor een breed, universeel fundament voor inkomensbescherming van alle werkenden, ongeacht de contractvorm. Adequate inkomensbescherming tegen grote risico’s is geen optie of privilege, maar een recht en plicht voor alle werkenden en werkgevenden. Risico’s als arbeidsongeschiktheid, ziekte, ouderdom en een gebrek aan aanpassingsvermogen (noodzakelijke persoonlijke ontwikkeling en scholing) worden in ieder geval door alle werkenden en werkgevenden gedeeld.
4. Een meer gelijk speelveld voor werkenden wordt bevorderd door verschillen in fiscale behandeling van werkenden te beperken.
5. Persoonlijke ontwikkeling en scholing ten behoeve van een duurzame inzetbaarheid van alle werkenden tijdens hun gehele werkzame periode kan niet langer vrijblijvend zijn en is vanzelfsprekend.
6. Individuele ontwikkelingsbudgetten zijn perspectiefvol (ook vanwege het bovensectorale karakter) en verdienen nadere uitwerking.
7. Zonder interne flexibiliteit wordt externe flexibiliteit opgeroepen.
8. (Meer) werk moet altijd lonen, ook ten opzichte van een uitkering.
9. Regels rond werk moeten robuust, uitlegbaar, uitvoerbaar en handhaafbaar zijn.
10. Toekomstbestendige regels zijn gericht op het daadwerkelijk invullen van goed werkgeverschap en werknemerschap en van goed opdrachtgeverschap en opdrachtnemerschap.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten